De sociale en emotionele ontwikkeling;
de vermeende ‘sociaal-emotionele achterstand’ van begaafde kinderen

Eén van de belangrijkste invloeden op de ontwikkeling van een baby tot een ‘gezonde’ volwassene is de omgeving waarin het kind opgroeit. Het kind moet zich kunnen spiegelen aan gelijkwaardigen voor het ontwikkelen van een gezond zelfbeeld en identiteit. Nu is dat gelijkwaardig spiegelen bij hoogbegaafde kinderen vaak een probleem. Zolang het kind binnen het gezin functioneert zijn sommige zaken gemakkelijker; de meeste ouders, vaak zelf ook begaafd, gaan in op wat het kind aangeeft en hun zoon of dochter kan zich in zijn/haar eigen tempo ontwikkelen. Het komt bijvoorbeeld best voor dat het kind al wat leest en met cijfers bezig is ruim voordat het naar school gaat.

En dan breekt eindelijk de eerste schooldag aan. Een hoogbegaafd kind kijkt hier vaak al weken naar uit: eindelijk écht leren. Maar in groep 1 en 2 is er nog geen sprake van echt leren in de zin van lezen, rekenen en schrijven. In veel gevallen is dit een enorme teleurstelling voor hoogbegaafde kinderen. In hun ogen wordt er alleen gespeeld. En dan vaak ook nog met puzzels en ander speelgoed waar zij thuis al ‘uitgegroeid’ zijn. Bovendien merken ze al heel snel dat ze ‘anders’ zijn dan de klasgenoten: andere interesses (dinosauriërs, de Tweede Wereldoorlog, sterren en planeten, de natuur, menselijk lichaam), ander taalgebruik (‘dure’ of precieze woorden), andere grapjes (veel woordgrapjes) en het stellen van een heel afwijkend soort vragen (“waarom moeten we eerst leven als we toch allemaal dood gaan?”). Kortom, er is een duidelijk verschil tussen het hoogbegaafde kind en de rest van de leerlingen in de groep. En je kunt pas werkelijk contact maken met anderen als er een gezamenlijke interesse is, een zelfde manier van denken, je herkenning vindt bij die ander. Met andere woorden: er moet overlap zijn in de psychologische leefwereld.

Intelligentie als kloof in sociaal contact

Het gemiddelde IQ is vastgesteld op 100. Kinderen die een IQ onder de 85 hebben, noemen we volgens de DSM-IV (het handboek voor classificatie van psychologische en psychiatrische stoornissen en problematiek) zwakbegaafd. Hun IQ wijkt 15 tot 20 punten af van het gemiddelde. Vanaf IQ 130 noemen we kinderen potentieel hoogbegaafd. Hoogbegaafde kinderen met een IQ tussen de 130 en 145 (de meeste intelligentietests scoren nog niet hoger) wijken dus aanzienlijk meer punten af van het gemiddelde kind dan een zwakbegaafd kind. Niemand verwacht dat een persoon met een gemiddeld IQ een volledig gelijkwaardige vriendschap (met de nadruk op gelijkwaardig) kan aangaan met een zwakbegaafd kind. Dat geldt ook omgekeerd; de hoogbegaafde leerling zit als het ware in hetzelfde schuitje maar dan aan de andere kant van de meetlat. Het stoot constant zijn neus in zijn pogingen contact te leggen, want ook hij is op zoek naar die gelijkwaardige vriendschap. Maar doordat er -soms op details, soms over de gehele linie- geen wederzijdse (h)erkenning is, is er ook geen basis voor een gelijkwaardige ontmoeting, laat staan vriendschap. De kinderen om hem heen tekenen, vertellen, ‘lezen’ op een totaal andere manier. De leerkracht prijst vaak de andere kinderen en niet altijd het hoogbegaafde kind die het toch al goed doet of zoveel ‘eigenwijze’ opmerkingen en vragen heeft.

Zelfbeeld

Door dit alles trekt het hoogbegaafde kind de conclusie dat het iets erg fout doet; dat het niet oké is met hem. Hij heeft ook heel andere verwachtingen van bijvoorbeeld vriendschap en loyaliteit, zijn kalenderjaren ver vooruit. Daar waar andere kinderen vandaag met die en morgen met de ander optrekken, hebben de hoogbegaafde kleuters trouw al hoog in het vaandel staan. Zij zullen dan ook niet begrijpen waarom hun klasgenootjes hen zomaar ‘in de steek laten’ en de volgende dag wel weer samen willen spelen. Ook hun ‘onderhandelen’ ligt op een veel hoger en dus ander niveau, waar de kinderen in de klas nog helemaal niet aan toe zijn. En tenslotte leert het zijn hele basisschoolperiode dingen die hij of zij al wist of begreep zodra het aangeboden werd, hetgeen weinig basis geeft tot het écht tevreden zijn met een behaald resultaat, of gezond leren om te gaan met falen en vastlopen.

Nu komt ook de vermeende sociaal-emotionele achterstand om de hoek kijken. Doordat het kind gefrustreerd raakt op velerlei terreinen kan het zich of gaan terugtrekken, of agressief/gefrustreerd gaan reageren op zijn omgeving. Het kan zich, vergeleken bij zijn kennis, jonger gaan gedragen dan men verwachtte of overdreven de aandacht van de leerkracht gaan trekken. Over het algemeen observeren leerkrachten heel goed dat er een sociaal probleem is. Alleen wordt er niet zelden een verkeerde interpretatie gegeven: het kind kan nog niet omgaan met zijn groepsgenoten en heeft nog flink wat sociaal-emotionele groei door te maken. De juiste interpretatie zou zijn: het kind is zijn groepsgenoten sociaal voor, het verwacht van hen antwoorden en reacties waar zij nog niet aan toe zijn. Er is voornamelijk een kennis- en communicatieprobleem.

Emotioneel

Veel hoogbegaafden, zowel kinderen als volwassenen, lijken zeer sensitief te zijn. Zij zijn gemakkelijk bezeerd, snel gekwetst/verdrietig of van hun stuk gebracht en beleven hun emotionele binnenwereld heel intens. Ze zijn gewetensvol, gemakkelijk overweldigd, kennen een grote (sociale) rechtvaardigheid en hebben een intens gevoelsleven. Ze kunnen gemakkelijk overprikkeld raken. Dat is ook niet verwonderlijk, als je bedenkt dat al die cognitieve verbindingen en ‘weggetjes’ in het hoofd van de begaafde, ook openstaan voor de prikkels uit de omgeving. Deze kenmerken gaan niet over door er aandacht aan te besteden of volwassen te worden. Een sensitief mens is gewoon een sensitief mens. Het is voor deze mens ‘natuurlijk’ gedrag. Niet ‘emotioneel achter’, maar eenvoudigweg kwetsbaar, soms wat wiebelig. Met deze eigenschap moet hij of zij z’n hele leven door. Er zijn wel technieken en gewoontes aan te leren om deze eigenschap adequater te hanteren, en beter te begrijpen hoe zijzelf in hun omgeving kunnen passen. Voor de omgeving is het een kwestie van accepteren; ruimte geven, ondersteunen, respecteren en accepteren van de intensiteit vormen de beste begeleidingsinstrumenten.

Asynchroniteit als antwoord

Begaafde kinderen ontwikkelen zogezegd niet op alle ontwikkelingslijnen even snel, sterk of volgens het gemiddelde. Daardoor hebben zij, net als kinderen die juist aan de andere kant van het intelligentiespectrum zitten, als het ware ‘verschillende leeftijdjes’ in zich voor de verschillende ontwikkelgebieden. We noemen dit een asynchrone ontwikkeling. Dit vraagt een maatwerk afstemming op de begeleidingsbehoeften, niet het proberen ‘de interne leeftijden meer naar elkaar te brengen’. Waar we binnen scholen de laatste jaren steeds meer ruimte hebben voor cognitieve verrijking, ‘pluswerk’ en leerstrategieën, is de sociale en emotionele ontwikkeling van het begaafde kind een vaak nog onderbelicht of vergeten aandachtspunt. Toch kunnen -soms ernstige- problemen ontstaan door:

  • het verder zijn in sociale ontwikkeling dan leeftijdgenootjes, waardoor er een ander verwachtingspatroon leeft en er vervolgens sociale problemen kunnen ontstaan
  • beperkt wederkerig en gelijkwaardig contact met klas- en leeftijdgenoten, wat kan leiden tot eenzaamheid en ongebalanceerde identiteitsontwikkeling
  • het ontbreken van adequate lesstof, waardoor verveling, frustratie en uiteindelijk totale demotivatie, faalangst of apathie een kans krijgen
  • emotionele kwetsbaarheid door een hoge prikkelgevoeligheid/ intense prikkelverwerking

Je kunt een kind hulp bieden door:

  • uitleg: vertel het kind wat er met hem of haar ‘aan de hand’ is
  • het kind op het eigen cognitieve en didactische niveau aan te spreken
  • contacten met ontwikkelingsgelijken te bieden, voor optimalere identiteitsontwikkeling
  • handvatten te bieden in een voor hen soms overweldigende wereld, door een plan te hebben bij de verschillende ontwikkelingsgebieden